Terug
Naar begin
Volgende oefening
Persoonsvormen in de tegenwoordige tijd (alles door elkaar) (4)
Alles door elkaar.
Over 'ik', 'een ander' en 'jij/je erachter'
Kies de juiste schrijfwijze.
Zonder uitleg. Lukt je dat?
1) Het vuur bran
d
dt
t
niet goed.
2) Ik bran
d
dt
t
van verlangen om het nieuws te horen.
3) Kom niet aan de ketel, anders bran
d
dt
t
je je vingers.
4) Bran
d
dt
t
er iets aan?
5) Ja, de soep bran
d
dt
t
aan.
6) Pas op, bran
d
dt
t
je je niet?
7) De kaars bran
d
dt
t
.
8) Ik bin
d
dt
t
mijn schaaten onder.
9) Bin
d
dt
t
je even een touwtje om dit pak?
10) Wie waag
d
dt
t
, die win
d
dt
t
.
11) Ik win
d
dt
t
mijn wekker op.
12) Waarom win
d
dt
t
je je altijd zo op?
13) De aanhouder win
d
dt
t
.
14) Mijn vader win
d
dt
t
zich nooit op.
15) Vin
d
dt
t
je ook niet?
16) Hij zegt altijd precies wat hij vin
d
dt
t
.
17) De patiënt lij
d
dt
t
veel pijn.
18) Je lei
d
dt
t
me niet zo makkelijk om de tuin!
19) Een groot deel van de mensen lij
d
dt
t
iedere dag honger.
20) Is het goed als ik je door dit doolhof lei
d
dt
t
?
Kijk na
OK
Terug
Naar begin
Volgende oefening